U bent hier

Rechten

NOvA schrikt van minister Faber: ‘Worden gewoon buitenspel gezet’

Mr. Online (juridisch nieuws) - 9 uur 39 min geleden

De NOvA spreekt haar negatieve verbazing over de gang van zaken bij monde van algemeen deken Sanne van Oers uit in een artikel in de Volkskrant en een statement op de eigen website. Volgens Van Oers maakt minister Faber met haar aanpak een gedegen wetgevingsadvies – niet alleen door de NOvA, maar ook door andere maatschappelijke organisaties – onmogelijk. De Volkskrant spreekt zelfs van ‘overhaaste wetgeving’ waarbij de inspraak van adviesorganen door de handelswijze van de minister bewust wordt beperkt.

Stoom en kokend water

Directe aanleiding voor de hevige kritiek aan het adres van de minister is het voornemen om het tweestatusstelsel voor vluchtelingen ‘met stoom en kokend water’ te willen herinvoeren. De Orde ontving het zeer complexe wetsvoorstel op 25 november en kreeg van minister Faber vervolgens slechts een week de tijd om met een reactie te komen.

Daarnaast moest de consultatie volgens de minister ‘vertrouwelijk’ verlopen. Dat terwijl een consultatieperiode van vier weken gebruikelijk is, waarbij burgers via een overheidswebsite ook suggesties ter verbetering kunnen doen. Een pad dat minister Faber in dit geval nadrukkelijk niet wenste te bewandelen. De NOvA zegt hiervan te zijn ‘geschrokken’.

“De totstandkoming, maar ook het zorgvuldig bestuderen van een wetsvoorstel vergt tijd”, zegt Van Oers over het incident. “Ditzelfde geldt voor een analyse en een afgewogen advies. Wij en andere partners in de asielketen worden zo gewoon buitenspel gezet.”

Verontrust

Het versneld willen herintroduceren van het tweestatusstelsel is in dat kader geen op zichzelf staand incident, zo blijkt uit het relaas van de NOvA. Ook rondom de introductie van de ‘asielnoodmaatregelenwet’, de vervanger van het aanvankelijk geplande noodrecht – waarmee het parlement buitenspel zou worden gezet, maar waar het kabinet uiteindelijk onder forse politieke en maatschappelijke druk een streep door haalde – gaat minister Faber volgens de NOvA onzorgvuldig te werk.

De NOvA zegt ‘verontrust’ te zijn dat de noodmaatregelenwet nog helemaal niet ter inzage of consultatie is aangeboden. Dit terwijl minister Faber in een brief van 14 november toezegde dit wel degelijk te zullen doen. De minister gaf destijds eveneens aan ‘nog dit jaar spoedadvies’ te willen inwinnen bij de Raad van State.

Rode vlaggen

“Een gedegen wetgevingsadvies is van groot belang voor de rechtstaat. Toch gebeurt dit nu niet. Dit terwijl de commissie rechtsstatelijke toets regeerprogramma in oktober 2024 nog rode vlaggen plaatste bij de voorgenomen asielmaatregelen van het kabinet”, schrijft de NOvA over de algemene gang van zaken. De Orde vreest bovendien dat er op korte termijn nog geen verbeteringen te verwachten zijn.

“Wij vrezen dat deze gang van zaken vaker gaat voorkomen”, zo overweegt Van Oers. “Dat heeft grote gevolgen voor onze democratische rechtsstaat. De belangen van kwetsbare mensen, waaronder kinderen, worden onvoldoende gewaarborgd. Dat de minister haar wetsvoorstel met stoom en kokend water wil invoeren, maakt het mede daarom extra kwalijk.”

Het bericht NOvA schrikt van minister Faber: ‘Worden gewoon buitenspel gezet’ verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

DPG Media test betaling voor weigeren van cookies, mag dat?

IusMentis - 13 uur 59 min geleden

DPG Media doet momenteel een ‘zeer kleinschalige test’ op een aantal media. Dat meldde Tweakers vorige week. Als je geen cookies wilt, moet je 4 euro per maand betalen. Onduidelijk is of er dan ook geen advertenties worden getoond. (Je kunt nog niet echt betalen trouwens, ze meten je klikbereidheid.) Het riep de vraag op of dat zomaar mag, geld vragen voor online content.

Ja, die voelde als de omgekeerde wereld: dat een krant geld vraagt om je toegang te geven tot haar content. Maar nu zo veel content zo lang gratis beschikbaar is geweest, heeft daar een forse normverschuiving plaatsgevonden en moet betaling als tegenprestatie weer haar rechtvaardiging verdienen.

Dit alles komt uit een arrest van het Hof van Justitie uit 2023, of Meta gezien haar machtspositie op de Europese markt mag eisen dat je je persoonsgegevens laat verwerken om de dienst te mogen gebruiken. Bij ‘normale’ diensten lijkt dat verdedigbaar (het is jouw keuze die af te nemen) maar Meta is zó groot dat het niet normaal meer is. En dan krijg je andere spelregels, moet je eerlijker doen en anderen toelaten waar je kleine concurrenten dat niet hoeven.

Het Hof zegt dan dat het eigenlijk niet mag, maar wél als “een gelijkwaardig alternatief [wordt] geboden bij het weigeren van toestemming, in voorkomend geval tegen een passende vergoeding”. Dus pay or consent, zoals dat is gaan heten, is legaal. Alleen: wat bedoelde het hof met “passende vergoeding”? Daar gaan ze niet nader op in.

Het lijkt niet de bedoeling te zijn dat Meta gewoon een willekeurig bedrag mag verzinnen. Als ze de betaalde versie van Facebook op 3000 euro per jaar stellen, dan zou dat natuurlijk niemand aantrekken. Mogelijk dat het Hof dacht aan de figuur van excessieve prijzen, wat marktmachtige partijen nog wel eens doen. De standaard daarbij is “excessive in relation to the economic value of the service provided.”, dus zeg maar onredelijk/overdreven gezien wat een normale marktprijs is.

Voor die marktprijs kun je dan benchmarken en daar zijn allerlei methodieken voor. Maar welke prijs hanteer je dan bij Meta? Wat moet een sociaal netwerk kosten, er is er niet eentje ter wereld die puur op abonnementsbasis werkt (ik sta graag gecorrigeerd).

Er is wat onderzoek geweest wat mensen zouden willen betalen voor sociale media, en grofweg kom je dan rond de tien euro uit. Dat is denk ik ook waarom Meta voor 9.99 koos (hoewel dat nu 5.99 lijkt te zijn.

Wat mag DPG vragen? Dat hangt dus af van de vraag of ze ‘machtig’ zijn. Zo niet, dan mogen ze vragen wat ze willen want dan lees jij gewoon de concurrent. Welke concurrent, vraag je gezien Wikipedia: DPG Media? Oh, dan zijn ze machtig en dan moeten ze dus een redelijke marktvergoeding vragen. Het genoemde bedrag van 4 euro per maand lijkt me vrij redelijk.

Arnoud

Het bericht DPG Media test betaling voor weigeren van cookies, mag dat? verscheen eerst op Ius Mentis.

Strafrechtadvocaat Stijn Franken vertelt zijn verhaal, nu het nog kan

Mr. Online (juridisch nieuws) - 7 december 2024 - 9:00am

Volkert van der G., Lucia de Berk, Willem Holleeder. Bij het grote publiek heeft strafrechtadvocaat Stijn Franken zijn bekendheid vooral te danken aan deze drie namen. Volkert van der G., de moordenaar van politicus Pim Fortuyn, kreeg in 2003 geen levenslange gevangenisstraf, maar achttien jaar. Zijn advocaten: Britta Böhler en Stijn Franken. Lucia de Berk, de verpleegster die als ‘engel des doods’ onder meer de moord op drie kinderen en vier volwassenen op haar geweten zou hebben, kreeg wel levenslang. In hoger beroep kwam daar zelfs nog tbs bij. Uiteindelijk werd De Berk in 2010 alsnog vrijgesproken. Ze had toen meer dan zes jaar vastgezeten. Haar advocaten: Ton Visser en Stijn Franken. Holleeder werd in 2009 veroordeeld voor afpersing, onder andere van Willem Endstra, de bankier van de onderwereld. Niet lang na zijn vrijlating werd hij opnieuw opgepakt, dit keer op verdenking van betrokkenheid bij een aantal liquidaties in het criminele milieu. Zijn advocaten tot 2016: Chrisje Zuur en Stijn Franken.

Publiciteit

Sommige strafrechtadvocaten zijn bekender dan hun cliënten. Dat geldt niet voor Stijn Franken. Wie hem googelt, krijgt weliswaar duizenden treffers, maar zelf komt hij zelden aan het woord. Stijn houdt niet van publiciteit. Anders dan sommige van zijn vakgenoten schuift hij niet regelmatig aan bij talkshowtafels of actualiteitenrubrieken. Wel werkte hij mee aan een interviewserie over de strafrechtadvocatuur; hij was een van de elf strafpleiters met wie Coen Verbraak om de tafel zat in zijn veelbesproken serie Kijken in de ziel. Dat was in 2010.
“Mijn uitgangspunt is dat de advocaat op zichzelf niet interessant is”, zei hij destijds. “Ik wil iets vertellen over mijn vak, over wat ik doe. Maar het is niet goed als advocaten als sterren worden neergezet. Dat zijn we niet. Het gaat niet om de advocaat, het gaat om de zaak. Als er één persoon belangrijk is voor de advocaat, dan is het de verdachte. Die moet je helpen. Het gaat er niet om jezelf in het middelpunt van de belangstelling te zetten.”

Geen onbekenden

Stijn en ik zijn geen onbekenden. Ik ken hem al dertig jaar, sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw. Hij was toen net gepromoveerd en was gevraagd om bij Sjöcrona Van Stigt De Roos & Pen advocaten te komen werken als advocaat-stagiaire. Zijn standplaats was Den Haag. Ik studeerde in die tijd nog rechten en nam op vrijdagen de telefoon op bij de Amsterdamse vestiging van het kantoor.
Na mijn afstuderen volgde ik als onderzoeksjournalist Stijns carrière. Ik was erbij toen Volkert van der G. op 15 april 2003 werd veroordeeld. Ik las het door de hoofdpersoon zelf geschreven boek Lucia de B. Levenslang en tbs en zag de daarop gebaseerde speelfilm. Over de veroordeling van Willem Holleeder in 2009 tot negen jaar gevangenisstraf wegens afpersing en de enorme mediabelangstelling rond die zaak en de persoon van Holleeder, gaf ik lezingen voor studenten rechten en journalistiek. In 2019 publiceerde ik een roman over een gerechtelijke dwaling, Dorsmans dood. Stijn nam het eerste exemplaar in ontvangst.

Niet lang meer wachten

Pogingen om hem te interviewen voor Mr. mislukten. Jarenlang zeurde ik om hem te mogen portretteren, maar Stijn zei nee. Ook mijn suggestie om zijn ervaringen als advocaat op te (laten) schrijven voor toekomstige generaties strafrechtspecialisten wees hij vriendelijk doch beslist van de hand.
Tot 3 april 2024. Die dag krijg ik om 16.45 uur een mail. Of we toch niet een keer moeten praten over zijn verhaal. En dat we daarmee misschien niet heel lang meer moeten wachten.
Woensdag 24 april 2024 kom ik voor het eerst bij Stijn thuis. Ik was er nooit eerder geweest, zo dichtbij kwamen we niet. Ik vraag hem waarom hij – de publiciteit mijdende advocaat, de man die sinds de zaak van Volkert van der G. eigenlijk geen kranten meer leest of naar de televisie kijkt, “omdat er zoveel onzin wordt beweerd, ook over mij” – nu toch zijn verhaal wil vertellen. Of, althans, zijn ervaringen als advocaat wil laten optekenen, de lessen die hij heeft geleerd, de steken die hij heeft laten vallen.

Troostend idee

Stijn noemt drie redenen. Ten eerste wil hij iets van de onwetendheid wegnemen die nog altijd bestaat als het over de strafrechtadvocatuur gaat. Hij denkt dat die onwetendheid af en toe leidt tot onbegrip, wat de verhoudingen tussen de togadragers op scherp kan stellen. De tweede reden is dat hij zich zorgen maakt over de strafrechtspleging. Rechters klagen over de werkdruk, advocaten zijn overbelast, officieren worden geconfronteerd met de roep om strengere straffen. “Maar het strafrecht is niet de oplossing voor allerlei maatschappelijke problemen”, zegt Stijn. De derde reden om een boek te (laten) schrijven, is persoonlijk. Stijn is ziek. Zijn levensverwachting is onbestemd, maar uitgezaaide kanker geeft weinig aanleiding tot al te veel hoop. Dat zijn vier kinderen op enig moment in elk geval nog kunnen lezen hoe hun vader over zijn werk dacht, vindt hij een troostend idee.

In de zomer van 2024 kom ik bijna wekelijks bij Stijn thuis. Via de lijn van zijn cliënten volgen we zijn carrière, te beginnen bij de parlementaire enquête opsporingsmethoden onder leiding van Maarten van Traa. Ik herinner mij die crisis in de opsporing nog goed, want destijds werkte ik bij de afdeling voorlichting van wat toen nog het ministerie van Justitie heette. Ik volgde de openbare verhoren en schreef erover in De Justitiekrant. Na drie jaar had ik alle grenzen van de ambtelijke vrijheid van meningsuiting opgerekt, waarna ik freelance journalist werd. Stijn was betrokken bij de cassatie van een van de zaken die in het rapport van Van Traa een grote rol speelde: de zaak Charles Z.

Realiteit Stijn Franken, Laatste man. Over schuld, straf en sterfelijkheid, Uitgeverij LUX

De gesprekken die Stijn en ik voeren, vormen de basis voor het boek Laatste man. Daarnaast lees en herlees ik alles wat over de zaken die we bespreken bekend is, en bekijk en beluister ik documentaires en podcasts. Opnieuw verbaas ik mij erover hoe paradoxaal onze kijk op de strafrechtspleging is. Aan de ene kant kunnen we als lezer, luisteraar en kijker geen genoeg krijgen van spannende verhalen over criminaliteit; misdaad loont, zeker in de boekhandel en op Netflix. Aan de andere kant schreeuwen politici steeds harder om strengere straffen, terwijl iedereen weet of kan weten dat strengere straffen niet helpen om de grote maatschappelijke uitdagingen van deze tijd het hoofd te bieden. Toch geloven mensen in het strafrecht alsof het de panacee is tegen alle kwaad.
Die dualiteit komt in de gesprekken tussen Stijn en mij regelmatig terug. Stijn heeft het dan over abstracte begrippen als ‘het systeem’ en ‘de kloof’. Ik probeer waar mogelijk zijn soms wat cerebrale visie op het strafrecht te vertalen naar gevoelsniveau, zoals ik in mijn interviews voor Mr. ook altijd heb geprobeerd. In de rechtszaal gaat het tegenwoordig vaak over de behoefte die justitiabelen, slachtoffers en getuigen hebben om te worden gehoord en gezien. Ik denk dat dit ook geldt voor professionals. Niet dat ik per se alle persoonlijke details van de togadragers wil openbaren; dat is in dit tijdsgewricht soms ook te gevaarlijk. Maar Stijn Franken is niet alleen de beste strafrechtadvocaat van Nederland genoemd. Hij is ook zoon, man, echtgenoot, broer, vader, vriend. En hij is sterfelijk. Aan die realiteit kan ik als schrijver niet voorbijgaan, hoe moeilijk dat ook is en hoe ingewikkeld Stijn het ook vindt om over zichzelf en zijn gevoelens te praten.

Geheimhoudingsplicht

Tot wrevel leidt het nooit, wel tot introspectie. We praten uitgebreid over de ontwikkeling van onze beide professies; ik ben geen journalist meer en dat heeft alles te maken met de manier waarop de journalistiek zich de afgelopen dertig jaar heeft ontwikkeld. Stijn maakt zich zorgen over de consequenties die de moord op advocaat Derk Wiersum en journalist Peter R. de Vries hebben. Het helpt dat ik de juridische wereld goed ken en dus makkelijker zijn betoog kan volgen. Tegelijk blijf ik voldoende afstand houden om ook kritische vragen niet uit de weg te gaan – het is niet de bedoeling een hagiografie te schrijven. Overigens haalt niet alles de eindredactie; Stijn voelt zich gebonden aan zijn geheimhoudingsplicht. Die plicht reikt tot over de grens van de dood.

Laatste man is een verhaal geworden over steeds strengere straffen, de macht van de media, persoonlijke teleurstellingen, tegenstellingen tussen de toga’s en het gevaar van de kloof tussen zij die oordelen en zij die veroordeeld worden. Stijn hoopt op die manier “een heel klein beetje” bij te dragen aan een “iets minder technocratisch en iets liever strafproces waarin we weer op een normale manier met elkaar kunnen omgaan”. Ik hoop dat ik vooral recht heb gedaan aan de mens Stijn Franken.

Het bericht Strafrechtadvocaat Stijn Franken vertelt zijn verhaal, nu het nog kan verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Ingrijpen door voorzitters Kamers voor het Notariaat blijkt effectieve filter

Mr. Online (juridisch nieuws) - 6 december 2024 - 4:21pm

Voor het onderzoek, dat werd gedaan door Inzicht in tucht en werd ondersteund door de KNB, is gekeken naar de tuchtklachten tussen 2019 en 2023. Jaarlijks werden in die periode gemiddeld 324 tuchtklachten ingediend bij de Kamers voor het Notariaat. Bij 25 procent van deze klachten (gemiddeld 83 per jaar) heeft een voorzitter heeft ingegrepen, via een voorzittersbeslissing (68 keer) of een voorzittersgesprek 15 keer).

Verzet zelden gegrond

Na een beslissing van de voorzitter werden 37 klachten niet doorgezet. De indieners van de overige 31 klachten gingen in verzet tegen de beslissing, met als resultaat dat gemiddeld slechts drie van deze verzetten gegrond werden verklaard. Na voorzittersgesprekken, waarin wordt gepoogd om tot een minnelijke oplossing tussen klager en notaris te komen, werden zeven klachten niet doorgezet. In totaal strandden na ingrijpen door de voorzitter 72 van de 83 klachten.
De onderzoekers komen dan ook tot de conclusie dat het ingrijpen door de voorzitters een effectieve filter vormt; ze komen met enkele aanbevelingen om dit nog te verbeteren.

Verschillen tussen kamers

Uit de analyse blijkt dat er wel flinke verschillen zitten tussen het aantal voorzittersbeslissingen per kamer. In Amsterdam wordt in 25 procent van de klachten een voorzittersbeslissing genomen, terwijl dat in Den Haag slechts bij 15 procent het geval is. De kamers van Den Bosch en Arnhem-Leeuwarden zitten daartussenin.

Doorlooptijd

Van de jaarlijks ingediende tuchtzaken wordt gemiddeld 38 procent ongegrond verklaard en 20 procent niet-ontvankelijk. Ook hier blijken grote verschillen te bestaan tussen de verschillende kamers. Die in Den Haag heeft het hoogste percentage ongegrond verklaarde zaken (56 procent), Den Bosch het laagste (25 procent).
In 2023 was de gemiddelde doorlooptijd van een tuchtklacht 157,5 dagen. In 2018 was die tijd korter: toen was het gemiddelde 143 dagen.

Het bericht Ingrijpen door voorzitters Kamers voor het Notariaat blijkt effectieve filter verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Advocaat Stijn Franken over strafrecht, spraakmakende zaken en sterfelijkheid

Mr. Online (juridisch nieuws) - 6 december 2024 - 9:30am

Stijn Franken (1967) heeft zich in zijn werkzame leven altijd met het strafrecht beziggehouden. Nadat hij in 1993 in Tilburg op het proefschrift ‘Voeging ad informandum in strafzaken’ was gepromoveerd, begon hij als advocaat bij het strafrechtkantoor Sjöcrona Van Stigt De Roos & Pen. Franken heeft daarna bij verschillende kantoren gewerkt; tegenwoordig is hij verbonden aan Spijker Strafrechtadvocaten in Arnhem. Sinds 2002 is hij hoogleraar straf(proces)recht aan de Universiteit Utrecht.

Verharding strafrechtklimaat

Franken verwierf bekendheid als advocaat van Volkert van der G., Lucia de Berk en Willem Holleeder, maar in de media liet hij zich zelden zien. Nu vertelt hij in Laatste man, aan de hand van enkele spraakmakende zaken, over zijn ervaringen als strafrechtadvocaat. Via de processen tegen Charles Z. en Kobus L. in de jaren negentig en de gerechtelijke dwalingen uit het begin van deze eeuw, komt Franken te spreken over de verharding van het strafrechtklimaat, de toename van het aantal levenslang gestraften en het gevaar dat ontstaat als mensen het vertrouwen in het strafproces verliezen.

Gedachtengoed bewaren

In het boek gaat het niet alleen over strafrechtelijke aangelegenheden. Het gaat ook over sterfelijkheid; Franken kreeg een paar jaar geleden te horen dat hij ernstig ziek is. Om iets van zijn gedachtengoed te bewaren voor komende generaties én voor zijn kinderen, heeft hij samen met oud-journaliste en schrijfster Miek Smilde zijn verhaal op papier gezet.
Smilde schreef jarenlang voor Mr. en heeft Franken in die tijd diverse malen benaderd voor een interview, hij stond hoog op het ‘verlanglijstje’ van de redactie. Maar het antwoord was steevast nee. Nu heeft Smilde voor het nieuwe nummer van Mr., dat komende week verschijnt, een artikel geschreven over de wordingsgeschiedenis van Laatste man. Morgen is haar verhaal al op Mr. Online te lezen.

Stijn Franken, Laatste man. Over schuld, straf en sterfelijkheid, Uitgeverij LUX

Het bericht Advocaat Stijn Franken over strafrecht, spraakmakende zaken en sterfelijkheid verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Mag je van de GPL genullde WordPress plugins hosten, of kan Automattic dan voor een miljoen beslag bij je leggen?

IusMentis - 6 december 2024 - 8:19am

“Geschil over open source software WordPress en WooCommerce”, zo opende een recent Amsterdams vonnis enigszins cryptisch. Het bleek te gaan om een beslaglegging door WordPress-eigenaar Automattic versus de eigenaar van Festinger Vault, een site die onder meer genullde premium WordPress/WooCommerce plugins aanbiedt. Dat geschil speelt in Nederland omdat die eigenaar hier woont. Wat is er aan de hand?

Het was even zoeken, maar dit is soort van een neutrale beschrijving van wat Festinger Vault doet: Festinger Vault is a popular GPL (General Public License) site that provides access to a vast collection of WordPress themes and plugins at a fraction of their original price. Unlike traditional marketplaces where you pay for each theme or plugin individually, Festinger Vault offers these products under GPL, allowing users to download, modify, and use them freely, all within the legal framework of WordPress’s open-source philosophy. Dat “under GPL” moet hard werken om die omschrijving legaal te houden. Want die betaalde plugins staan daar in genullde vorm, wat WordPress-jargon is voor het weghalen van de controle of jij wel betaald hebt (exacte etymologie-links welkom). En dat is een zeer discutabele praktijk.

Enerzijds: als code (zoals een WP plugin) onder GPL vrijgegeven wordt, dan mag je iedere letter daarvan aanpassen. Dus ook de letters die die controle uitvoeren. Anderzijds: dit is héél hard niet de bedoeling, botst (discutabel) met de letter van GPL artikel 2(d), en wringt nog meer als je vervolgens geld vraagt en doet of het de officiële plugin is zoals tegen geld beschikbaar gesteld door de originele ontwikkelaar.

Dat laatste is meer een merkenkwestie natuurlijk. En dat was dan ook waar Automattic (het bedrijf achter WordPress en WooCommerce) met gestrekt been mee binnenkwam bij Festinger Vault. Via een zogeheten ex parte procedure (art. 1019e Rv) overtuigde ze de rechter dat hier een evidente en grote inbreuk op IE-rechten aan de gang was, die per direct moest stoppen en niet kon wachten tot er een hele zaak over was gevoerd.

De voorzieningenrechter had dat verzoek toegewezen, met een dwangsom van € 25.000,00 per dag (gemaximeerd op een half miljoen). Een dag later legde Automattic voor € 1.078,000,00 beslag op de bankrekening, het huis en de auto van de eigenaar van de site, in afwachting van de inhoudelijke uitspraak.

Nu is het handelen van Automattic en met name haar CEO de laatste tijd nogal opmerkelijk te noemen. Ik wil niet insinueren dat Rian van Rijbroek een nieuwe scharrel heeft, maar Matt Mullenweg doet nogal opmerkelijke uitspraken over wat er mag van de GPL of het merkenrecht. Zo zei hij in een inmiddels berucht interview: … dat GoDaddy geen gebruik maakt van de merken van Automattic, maar nadat hij heeft gezegd dat het handelen van [bedrijf] niet in strijd is met de GPL, voegt hij daaraan toe: “We were able to use the trademark basically to shut them down. Wat GoDaddy doet, leek een heel eind op wat er bij Festinger Vault gebeurde. Het is dat licht opmerkelijk dat het ex parte verzoek uitgebreid motiveert waarom sprake is van auteursrechtinbreuk / schending GPL, en maar heel kort iets over merkenrecht zegt. Ook zegt Mullenweg dat hij normaal altijd eerst informeel contact opneemt, en dat is hier niet gebeurd.

Als achtergrond: het verlenen van ex parte toestemming en het laten leggen van conservatoir beslag is iets dat zonder wederhoor gebeurt. Rechters gaan er van uit dat een en ander eerlijk wordt voorgesteld (art. 21 Rv), en worden dus zéér sjachrijnig als dat niet het geval blijkt. Zoals ook hier: Tot slot blijkt uit het interview dat de ‘online community’ – zoals [bedrijf] ter zitting ook heeft gezegd – forse kritiek heeft op Automattic, omdat zij haar merkrechten gebruikt om concurrent WP Engine aan te pakken (deze kritiek was de aanleiding voor het interview). De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat uit het interview blijkt dat WP Engine een grote onderneming is (in omvang vergelijkbaar met Automattic/WordPress), met een private equity fund als investeerder – terwijl [bedrijf] een eenmanszaak is – en dat dit de enige andere onderneming is waarmee Automattic in een juridische strijd is gewikkeld. Uit de door [bedrijf] in het geding gebrachte (links naar) publicaties over de strijd tussen WP Engine en WordPress maakt de voorzieningenrechter voorts op dat de website van WP Engine gewoon (weer) in de lucht lijkt te zijn, terwijl de website van [bedrijf] – door het ex parte verbod – nog steeds op zwart staat. “Van een zekere schending van artikel 21 Rv door Automattic in dit kort geding lijkt in het licht van dit alles voorshands wel sprake”, is dan de conclusie. Dat betekent niet dat Festinger Vault inhoudelijk gelijk heeft: deze procedure gaat alleen over de vraag of het beslag er af moet.

FV krijgt hierin gelijk, mede omdat Automattic de schade als “véél te hoog” heeft geclaimd en omdat op die bankrekening ook het PGB van de directeur in privé binnenkomt. Het beslag wordt dus opgeheven en we gaan naar de volgende, inhoudelijke ronde. En dat zou zomaar eens de eerste uitspraak kunnen zijn over de scope van de GPL.

Arnoud

 

Het bericht Mag je van de GPL genullde WordPress plugins hosten, of kan Automattic dan voor een miljoen beslag bij je leggen? verscheen eerst op Ius Mentis.

Lexence maakt podcast over Amsterdam, met een juridisch tintje

Mr. Online (juridisch nieuws) - 5 december 2024 - 11:58am

De serie is ontstaan doordat Lexence graag een eigen podcast wilde maken. Doel: juridische kennis op een toegankelijke manier te delen én de zichtbaarheid van het kantoor vergroten. Toen het Amsterdamse jubileumjaar (de hoofdstad viert op 27 oktober 2025 zijn 750e verjaardag), zag het kantoor daarin een perfect thema.
De podcast richt zich op een brede doelgroep; de serie is bedoeld voor mensen die belangstelling hebben voor juridische onderwerpen, maar ook voor wie meer wil leren over Amsterdam en zijn geschiedenis.

Huurperikelen

Inmiddels is de eerste aflevering van de podcast te beluisteren: ‘Wonen in Amsterdam: van krotten in de Jordaan tot stadspaleizen op de grachten’. Onder leiding van juridisch podcastmaker Hidde Bruinsma bespreken architect en schrijver Frank Smit en huurrechtadvocaat Marieke van Schie hoe Amsterdam van een stad met grote armoede transformeerde naar een moderne metropool, en de rol van wetgeving daarbij. Zo vertellen ze over de Woningwet van 1901. Die vormde een keerpunt door sloppen op te ruimen en sociale woningbouw mogelijk te maken, en legde daarmee de basis voor betere leefomstandigheden. Ook het heden komt aan bod: hoe probeert Amsterdam het tij te keren in de huidige wooncrisis? Wat zijn de gevolgen van de invoering van de Wet betaalbare huur voor de toekomst van huren in de stad?

Contracten in de Gouden Eeuw

De serie zal uit twaalf afleveringen bestaan. Alle tien de rechtsgebieden die Lexence biedt komen aan de beurt. Verder komen er een aflevering over recruitment en een afsluitende aflevering met het bestuur.
Onderwerpen die zullen worden besproken zijn onder andere: het ontstaan van het erfpachtsysteem in Amsterdam, de oprichting van de allereerste aandelenbeurs, de cruciale rol van contracten in de handel tijdens de Gouden Eeuw, de sociale spanningen die uitmondden in de Jordaanoproer en het ontstaan van de moeder der centrale banken.

De eerste aflevering van de podcast is hier te beluisteren: https://open.spotify.com/episode/3z7TiTcc8IHj3fba5bG00T?si=04c507ac725a4104&nd=1&dlsi=47f188b916e74e50

Het bericht Lexence maakt podcast over Amsterdam, met een juridisch tintje verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Jan Broekhuizen wordt de nieuwe bijzonder hoogleraar Advocatuur

Mr. Online (juridisch nieuws) - 5 december 2024 - 10:26am

Dat werd op 4 december bekendgemaakt tijdens de vergadering van het college van afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Filosofie

Broekhuizen begon in 1997 als advocaat en werkte bij onder meer Allen & Overy, NautaDutilh en Boekel de Nerée.  In 2015 ging hij aan de slag bij Kennedy Van der Laan. Broekhuizen is gespecialiseerd financieel toezicht en richt zich de laatste jaren vooral op de verzekeringssector.
Naast rechten studeerde hij filosofie, en in 2022 promoveerde hij aan de UvA op het proefschrift ‘Values in financial regulation, a philosophical perspective on a regulatory regime.’

Mooi vervolg

Twee jaar geleden trad Broekhuizen aan als lid van de algemene raad van de NOvA. Die functie legt hij per 1 januari neer; de leerstoel Advocatuur wordt door de NOvA gefinancierd, en dat maakt een combinatie onmogelijk. Broekhuizen: “De komende vijf jaar aan de UvA geeft mij een mooi vervolg op mijn proefschrift en tegelijk alle gelegenheid om nog veel langer een bijdrage te leveren aan de interessante thema’s die van belang zijn voor het goed kunnen functioneren van de advocatuur binnen onze democratische rechtsstaat. Geen afscheid dus wat mij betreft, wel een nieuwe rol.”

Vijf jaar

De benoeming geldt voor een periode van vijf jaar. Broekhuizen zal zijn bijzonder hoogleraarschap combineren met zijn praktijk als advocaat. Eerder werd de leerstoel bekleed door Bert Quant, Floris Bannier, Britta Böhler en Diana de Wolff. De Wolff werd aan de vooravond van haar oratie in 2018 door Mr. geïnterviewd.

Het bericht Jan Broekhuizen wordt de nieuwe bijzonder hoogleraar Advocatuur verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Advocaten moeten duidelijker zijn over de hoedanigheid waarin zij optreden

Mr. Online (juridisch nieuws) - 5 december 2024 - 9:49am

Een advocaat treedt soms in een andere hoedanigheid op, bijvoorbeeld als curator, mediator of onafhankelijk feitenonderzoeker. Het optreden in een andere rol dan die van advocaat heeft een aantal gevolgen, onder andere op het gebied van het verschoningsrecht.
Volgens gedragsregel 9 moet de advocaat er in zulke gevallen voor zorgen dat er bij zijn cliënt en derden geen misverstand bestaat over de hoedanigheid waarin hij werkt. Dat vereist een actieve houding; het kenbaar maken van de hoedanigheid kan bijvoorbeeld in de opdrachtbevestiging. In de praktijk gebeurt dat niet altijd, zo blijkt volgens de NOvA uit recente tuchtrechtspraak.

Geen verplichting

Onduidelijkheid over de rol waarin wordt opgetreden bij het verrichten van feitenonderzoek was voor de NOvA aanleiding om de regelgeving onder de loep te nemen. Aanvankelijk was het plan om in de Verordening op de advocatuur (Voda) een verplichting op te nemen die voorschrijft dat advocaten actief te kennen moeten geven in welke hoedanigheid zij werkzaamheden verrichten.
Maar daar is van afgezien; voor het overhevelen van een gedragsregel naar de Voda is een meer integrale benadering vereist, waarbij ook andere gedragsregels moeten worden betrokken. In plaats van een verplichting heeft de algemene raad van de NOvA er nu voor gekozen om de toelichting op de gedragsregel 9 te wijzigen in de hoop de rolzuiverheid te bevorderen.

Feitenonderzoek

In de gewijzigde toelichting is een passage gewijd aan feitenonderzoek dat door advocaten wordt gedaan. De NOvA heeft hiervoor een model ontwikkeld waarmee derden worden geïnformeerd over de rol van de advocaat. Over de ontwikkeling van het model is overlegd met de praktijk.

Het bericht Advocaten moeten duidelijker zijn over de hoedanigheid waarin zij optreden verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Rechtbank wil zien welke data de politie over burgers verzamelt – maar politie weigert medewerking

IusMentis - 5 december 2024 - 8:14am

Ondanks een bevel van de rechtbank weigert de politie een onafhankelijk onderzoeker mee te laten kijken in haar informatiesystemen. Dat meldde Follow The Money vorige week. Dat voelt raar, iedere rechtbankserie leert je dat rechters zich dan geminacht verklaren en héle stevige boetes opleggen. Maar het Nederlands bestuursrecht werkt niet zoals Suits.

De achtergrond is kort samengevat als volgt. Activist Frank van der Linde werd in 2017 ten onrechte op de Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering-lijst gezet, en probeert sindsdien zijn naam te zuiveren. Met informatieverzoeken wil hij achterhalen waarom en waar die informatie vandaan kwam.

De rechter gaf Van der Linde diverse keren gelijk, bijvoorbeeld in april nog. Nu ligt er een nieuwe kwestie: de rechtbank benoemde een forensisch deskundige die de opdracht kreeg in de systemen van de politie te kijken, want “de rechtbank twijfelde namelijk aan de kwaliteit van de ‘zoekslag’ die de politie had uitgevoerd” aldus FTM.

Volgens de politie-korpschef is zo’n benoeming niet bindend, kennelijk omdat het gaat om een onderzoek naar gebruik van persoonsgegevens en dan de Autoriteit Persoonsgegevens als enige bevoegd is. De juridische redenering is denk ik dat de Awb een medewerkingsplicht kent bij bevoegd optredende toezichthouders (art. 5:20 Awb), en de rechtbank is nu eenmaal geen toezichthouder.

De AP noemt dit heel beleefd “mogelijk een misverstand”. Maar juridisch is het vrij duidelijk: ook bij het onderzoek door een rechtbankdeskundige (art. 8:47 Awb) geldt een medewerkingsplicht, namelijk art. 8:30 Awb. Hierbij geldt geen voorbehoud voor persoonsgegevens of politiegegevens.

Alleen heeft weigeren hier geen bijzondere gevolgen. Ja, de bestuursrechter mag dan “daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die hem geraden voorkomen” (art. 8:31 Awb) maar dat is dan hooguit “ik vonnis dat u die gegevens wél heeft” of “u handelt in strijd met de wet door ze niet te geven”. De deskundige heeft dan nog steeds niets gezien, en Van der Linde is dan dus geen stap verder.

De normale gang van zaken is de dwangsom: een fors bedrag per dag dat je de deskundige niet zijn of haar werk laat doen. Dat kan in de Awb echter alleen bij het niet nemen van een besluit, niet bij het weigeren de deskundige te helpen.

In een andere zaak speelde hetzelfde probleem: een activist wil gegevens over haarzelf, en de korpschef weigert inzage. Daarin zie je ongeveer de grenzen van wat een rechtbank kan eisen: de rechtbank draagt de korpschef op een nieuw besluit te nemen en daarbij het volledige verzoek van eiser te betrekken. Bij de nieuw te verrichten zoekslag dient de korpschef gemotiveerd uiteen te zetten op welke persoonsgegevens is gezocht, bij welke afdelingen zoekvragen zijn uitgezet, wat het resultaat daarvan is, of naar aanleiding van dat resultaat een nadere zoekslag is, en zo ja, wat deze zoekslag inhoudt. Als de korpschef dat nieuwe besluit – dus met die inhoud – niet neemt, dan staat daar een dwangsom op van 150 euro per dag tot 10.000 euro. Dat bedrag kan natuurlijk worden verhoogd als die nieuwe zoekslag, en dus het besluit, uitblijft. Maar als in dat besluit een beschrijving van het zoeken staat en de conclusie is “er is niets gevonden”, dan is dat conform de opdracht.

Je zou dus in theorie hier de constructie kunnen hanteren dat in het besluit de bevindingen van de gerechtelijke deskundige terug moeten komen. Dan kan de politie nog onderbouwen waarom die het fout had, of waarom er toch meer bij komt kijken. Maar dan ligt toch vast dat de deskundige hééft gekeken.

Arnoud

Het bericht Rechtbank wil zien welke data de politie over burgers verzamelt – maar politie weigert medewerking verscheen eerst op Ius Mentis.

Een jaar cel geëist tegen advocaat vanwege faillissementsfraude

Mr. Online (juridisch nieuws) - 4 december 2024 - 1:38pm

Deze cliënt, een oud-bouwondernemer uit Duitsland, werd in april 2018 failliet verklaard. De man had een bouwonderneming in het Drentse Gees en had al jaren financiële problemen. Hij kreeg in 2004 van de belastingdienst een naheffing van 1,3 miljoen euro opgelegd voor niet betaalde pensioenpremies voor Duitse personeelsleden binnen zijn bedrijf. Bij het advocatenkantoor had de ondernemer in 2011 al een schuld van 88.000 euro.

Onbetaalde rekening

Nadat de ondernemer een celstraf van twintig maanden had uitgezeten voor faillissementsfraude, klopte hij in 2015 opnieuw aan bij het kantoor in Roden, omdat beslag was gelegd op zijn boerderij. Ondanks de onbetaalde rekening besloot advocaat Koos V. de man toch te helpen. Hij vocht met succes de beslaglegging op de boerderij aan. Die werd vervolgens met hulp van de advocaat via een lening overgedragen aan de ex-vriendin van de ondernemer en bleef daardoor een klein jaar later buiten het faillissement. Iets vergelijkbaars gebeurde met een ander pand van de ondernemer.

Eigen belang

Volgens het Openbaar Ministerie heeft de advocaat opzettelijk een constructie opgetuigd om zichzelf te bevoordelen en zijn eigen belang ten koste van andere schuldeisers te beschermen. In de strafeis hield de officier van justitie rekening met het feit dat het om een klein advocatenkantoor gaat, ook speelden het tijdsverloop en het blanco strafblad van de advocaat een rol. Naast de celstraf van een jaar eiste de officier van justitie een boete van 50.000 euro.
De uitspraak is op 16 december.

Het bericht Een jaar cel geëist tegen advocaat vanwege faillissementsfraude verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Our analysis of the 1st draft of the General-Purpose AI Code of Practice

International Communia Association - 4 december 2024 - 12:15pm

Two weeks ago, the European AI Office published the first draft of the General Purpose AI Code of Practice. The first in a series of four drafting rounds planned until April 2025, this “high-level” draft includes not only principles, a structure of commitments (a descending hierarchy of measures, sub-measures and key performance indicators) and high-level measures, but already proposes a few detailed sub-measures, particularly in the area of transparency and copyright (Section II of the draft Code).

Following the release of the draft, the AI Office organised dedicated working group meetings with the stakeholders that take part in the Code of Practice Plenary. These stakeholders were also invited to submit written feedback on the draft through a series of closed-ended and open-ended questions. COMMUNIA took part in the (WG1) and submitted a written response (download as a PDF file) to the questions related to the transparency and copyright-related rules applicable to GPAI models. In this blogpost, we highlight some of our responses to the survey as well as some of the concerns expressed by other stakeholders during the WG1 meeting.

Copyright compliance policy

Article 53(1)(c) of the AI Act requires providers of GPAI models to put in place a policy to comply with Union law on copyright and related rights, and in particular to identify and comply with text and data mining rights reservations expressed pursuant to Article 4(3) of the DSM Directive. Measure 3 partially re-states this article and sub-measure 3.1. further clarifies that (a) the copyright compliance policy shall cover the entire lifecycle of the model and (b) when modifying or fine-tuning a pre-trained model, the obligations for model providers shall cover only that modification or fine-tuning, including new training data sources.

From COMMUNIA’s perspective, this measure and sub-measure are close to where they need to be. Sub-measures 3.2. and 3.3. on upstream and downstream copyright compliance require, however, a more detailed analysis.

Downstream copyright compliance

Let’s start by looking at sub-measure 3.3., which reads as follows:

Signatories will implement reasonable downstream copyright measures to mitigate the risk that a downstream system or application, into which a general-purpose AI model is integrated, generates copyright infringing output. The downstream copyright policy should take into account whether a signatory vertically integrates an own general-purpose AI model into its own AI system or whether a general-purpose AI model is provided to another entity based on contractual relations. In particular, signatories are encouraged to avoid an overfitting of their general-purpose AI model and to make the conclusion or validity of a contractual provision of a general-purpose AI model to another entity dependent upon a promise of that entity to take appropriate measures to avoid the repeated generation of output which is identical or recognisably similar to protected works. This Sub-Measure does not apply to SMEs.

At the WG1 meeting, several representatives of AI model providers and civil society organizations opposed this sub-measure, arguing that its scope goes beyond the scope of protection of Article 53(1)(c) of the AI Act. Under the AI Act, only model providers are required to put in place a copyright compliance policy; downstream systems and applications are not targeted by this provision. It was also highlighted that open source model initiatives, which typically lack a stable core group of maintainers, are not in a position to comply with long term compliance policies that include downstream obligations.

Beyond that, this sub-measure also raises user-specific concerns. Firstly, it assumes that a similar output is necessarily an infringing output, which is incorrect. A similar output can only be qualified as an infringing output if it does not qualify as an independent similar creation or if the user engages in a copyright-relevant act and no copyright exception or limitation applies. System-level measures to prevent output similarity thus entail non-negligible risks to fundamental rights.

Contrary to model-level measures, system-level measures (e.g. input filters and output filters) are triggered by an interaction with an end-user. Users rights considerations come into play when output similarity is the result of an intentional act of “extraction” (e.g. specific instructions) by the end-user to cause a downstream system to generate outputs similar to copyrighted works. The user may employ selective prompting strategies to elicit an AI system to generate an output similar to a copyright-protected work without infringing copyright. 

In fact, depending on the purpose of the use, this act of “extraction” of similar expressions in the output can be considered a legitimate use of a copyrighted work. Using an AI system to create a close copy of a copyrighted work for private consumption does not infringe upon any exclusive rights. The user would need to further reproduce, distribute, communicate or make available to the public the output for it to have copyright relevance. The use could also be covered by the quotation right, by the exception for caricature, parody and pastiche, by the incidental inclusion exception, or even by the education or research exceptions if the output is aimed at serving an education or research purpose. 

Requiring model providers to pass onto “downstream” providers the obligation to prevent output similarity has therefore the potential to affect legitimate uses and cannot be proposed without proper users rights safeguards, let alone without a legal basis. 

Upstream copyright compliance

Sub-measures 3.2 reads as follows:

Signatories will undertake a reasonable copyright due diligence before entering into a contract with a third party about the use of data sets for the development of a general-purpose AI model. In particular, Signatories are encouraged to request information from the third party about how the third party identified and complied with, including through state-of-the-art technologies, rights reservations expressed pursuant to Article 4(3) of Directive (EU) 2019/790.

Despite its heading (“Upstream copyright compliance”), sub-measure 3.2 does not require model providers to impose obligations on “upstream” parties. It only creates a due diligence obligation regarding data sources originating from “upstream” providers. Therefore, it does not raise the same concerns as sub-measure 3.3 regarding the creation of new copyright compliance obligations outside the scope of the AI Act. 

Sub-measure 3.2. should, however, be lightly edited to take into account the specificities of open data sets. It should be clarified that the sub-measure does not apply to data sets made available under non-exclusive free licenses for the benefit of any users, unless the signatories enter into an individually negotiated contract with these “upstream” providers about the use of those data sets for the development of a GPAI model. In the absence of such a contract, model providers should remain responsible for identifying and complying with, including through state-of-the-art technologies, rights reservations expressed pursuant to Article 4(3) of Directive (EU) 2019/790.

Opting-out of AI Training

When assessing compliance with rights reservations made by right holders under Article 4(3) of the DSM Directive, GPAI model providers are expected to adopt measures to ensure that they recognise machine-readable identifiers used to opt-out from AI training. However, sub-measures 4.1. and 4.3 address this issue in an unsatisfactory manner, by proposing model providers to commit to employ crawlers that respect robots.txt and make best efforts to comply with other rights reservation approaches.

At the WG1 meeting, several representatives of rights holders and civil society organizations criticised the focus on robot.txt due to the known limitations of the protocol. Indeed, robots.txt has a number of conceptual shortcomings that make it unsuitable to opt-out from AI training, including the following:

  • Robot.txt does not allow for opting out of TDM or specific applications of TDM (e.g. AI training). Currently, robots.txt does not allow a web publisher to indicate a horizontal opt-out that applies to all crawlers crawling for a specific type of use.
  • Robots.txt policies can only be set by entities that control websites/online publishing platforms. In many cases, these entities will not be the rightsholders. 
  • Robots.txt has limited usefulness for content that is not predominantly distributed via the open internet, such as music or audiovisual content.

Any sub-measure aimed at ensuring compliance with the limits of the TDM exception must require a respect for multiple forms of machine readable rights reservations. It is insufficient to target only one specific implementation of the concept of machine readable rights reservations. Ideally, the sub-measure should also require GPAI model providers to ensure that the data ingestion mechanisms employed are able to identify if the opt-out refers to all general purpose TDM activities or only certain mining activities (e.g. for purposes of training generative AI models).

Opt-out effect

It is clear that the effect of an opt-out is an element that needs to be taken into consideration by AI model providers in their internal copyright compliance policy. Yet, the first draft does not deal with this issue. 

We argue that an opt-out from TDM or AI training shall require the AI model provider to remove the opted-out work (including all instances of the opted-out work) from, or not include it in, its training data sets. This means that the AI model provider should be required to stop using the opted-out work to train new AI models. However, it shall not require the AI model that has already been trained to “unlearn” the work. In other words, AI model providers shall not be required to commit to remove opted-out works from already trained models, since that is not technically feasible. Instead, they should be encouraged to record and publicly communicate the training dates, after which new opt-outs will no longer have to be complied with.

Other sub-measures

The first draft includes some measures and sub-measures on transparency, but it currently lacks a restatement of the public transparency obligation arising from Article 53(1)(d) of the AI Act and a connection to the training data transparency template to be provided by the AI Office. In the absence of the training data transparency template, the current transparency measures cannot be assessed.

Finally, the first draft includes a sub-measure that encourages AI model providers to exclude from their crawling activities websites listed in the Commission Counterfeit and Piracy Watch List (the “Watch List”). However, the Watch List is a selection of physical marketplaces and online service providers reported by stakeholders. The Commission does not take any position on the content of the stakeholders’ allegations and the list does not contain findings of legal violations. The Watch List is just a Commission Staff Working Document – it is not an official statement of the College and does not have any legal effect. Therefore, the reference to it in the Code of Practice would not be adequate.

The post Our analysis of the 1st draft of the General-Purpose AI Code of Practice appeared first on COMMUNIA Association.

CCPlus: CC-Lizenzen flexibler, aber auch schwieriger

iRights.info - 4 december 2024 - 8:28am

Creative Commons-Lizenzen sind pauschale Standardlizenzen. Vielfach passen sie, aber wer flexiblere Lösungen sucht, sollte sich zum Thema CCPlus informieren. Doch Vorsicht: Beim Einsatz von CCPlus-Lizenzen gibt es einiges zu beachten. Fabian Rack gibt einen Überblick zum Thema.

Eine Creative Commons-Lizenz realisiert die Offenheit, das „Open“ in Open Educational Resources (OER). CC-Lizenzen sind Standardlizenzen mit einem festen Kanon an Lizenzbedingungen (hier ausführlich erläutert).

Manchmal gibt es das Bedürfnis, von diesem Kanon abzuweichen. Individuelle Änderungen des Lizenzmodells sind bei Standardlizenzen wie CC zwar nicht vorgesehen. Aber Creative Commons hat bei der Entwicklung der CC-Lizenzen eine gewisse Erweiterungsmöglichkeit geschaffen: CCPlus. Hiermit können die Standardbedingungen der CC-Lizenz um zusätzliche Erlaubnisse ergänzt werden.

Wie funktioniert CCPlus?

CCPlus kombiniert eine offizielle Creative Commons-Lizenz (unverändert und wortgetreu) mit einer separaten, unabhängigen Vereinbarung, die zusätzliche Rechte gewährt. Es handelt sich nicht um eine neue oder geänderte Lizenz, sondern um eine eigene Erweiterung, die mehr Rechte als die CC-Lizenzen erlaubt. Das Pluszeichen (+) zeigt an, dass zusätzlich zu den bestehenden Rechten weitere hinzugefügt wurden. Ein entsprechendes Piktogramm kann beispielsweise anzeigen: „+ commercial education“. Diese zusätzlichen Rechte müssen zudem in einem separaten Dokument oder einer Ressource festgelegt werden – der rechtliche Text der Lizenz selbst bleibt unverändert. Das Wiki von Creative Commons erläutert, wie CCPlus funktioniert.

Beispiel des Einsatzes von CCPlus: Das übliche Piktogramm der CC-Lizenz (hier CC BY-NC, links), kombiniert mit einem eigenen Piktogramm (rechts), das hier im Beispiel besagt, dass etwa ein bestimmtes Unternehmen („Company“) abweichend von der Bedingung Non Commercial (NC) das lizenzierte Material auch kommerziell nutzen darf.

Beispiele für CCPlus Nicht-Kommerziell, aber auch kommerzielle Bildungsangebote: „CC BY-NC + Commercial Edu“

Angenommen, eine Lehramtsstudentin erstellt kunstvolle Illustrationen und möchte damit Lizenzgebühren erzielen. Gleichzeitig möchte sie, dass diese Illustrationen zu Bildungszwecken frei genutzt werden können. Sie wählt die Lizenz CC BY-NC, um kommerzielle Nutzungen auszuschließen. Nun möchte sie sicherstellen, dass auch kommerzielle Bildungsangebote ihre Illustrationen verwenden dürfen. Die Lizenz CC BY-NC erlaubt dies nicht ohne Weiteres; zumindest fällt die Abgrenzung zwischen kommerziell und nicht-kommerziell häufig schwer (siehe hier). Mit CCPlus könnte die Lehramtsstudentin eine Lösung schaffen: Kommerzielle Nutzungen bleiben zwar ausgeschlossen, zugleich wird aber kommerziellen Bildungsangeboten die Nutzung ausdrücklich erlaubt.

Keine Bearbeitung, aber Übersetzung: „CC BY-ND + Translate“

Ein weiteres Beispiel für CCPlus wäre die Verwendung der Lizenz CC BY-ND, bei der zunächst keine Veränderungen des Werkes erlaubt sind. Durch den Zusatz „Übersetzungen erlaubt“ könnte jedoch eine Ausnahme geschaffen werden, um Übersetzungen zu ermöglichen, die ansonsten nicht zulässig wären. So lassen sich gezielt zusätzliche Erlaubnisse schaffen, die über die Standardlizenz hinausgehen.

Namensnennung nicht überall

Im Bereich „echter“ OER-Lizenzen (CC BY und CC BY-SA, siehe hier) könnten mit CCPlus ebenfalls sinnvolle zusätzliche Erlaubnisse gewährt werden. So könnte beispielsweise festgelegt werden, dass Lehrkräfte auf internen Bildungsplattformen keine Namensnennung vornehmen müssen, während dies bei Veröffentlichungen weiterhin erforderlich wäre.

Obwohl CC-Lizenzen bereits viel Freiheit bieten, gibt es also Situationen, in denen eine Erweiterung sinnvoll ist, um spezielle Nutzungen zu ermöglichen – sei es im Bildungskontext oder durch bestimmte Organisationen.

CCPlus-lizenzierte Materialien kaum vorzufinden

Der Nachteil: Die Option CCPlus macht unter den Milliarden von lizenzierten Werken, wenn überhaupt, nur einen winzigen Teil aus. Während CC-Lizenzen vielfach allgemein bekannt sind, hat sich für die Plus-Option bislang kein Standard etabliert. Es scheint auch zweifelhaft, ob dies noch passieren wird. Dennoch: Eine bedenkenswerte Option für etwas speziellere Fälle kann es durchaus sein. Zugleich geht damit der Charme der Einfachheit der CC-Lizenzen eher verloren. Außerdem zählt eine Einschränkung wie NC nicht als „open“ im Sinne der Definition von OER.

Keine zusätzlichen Einschränkungen

Ein wichtiger Punkt noch zur Grenze von CCPlus: Zusätzliche Beschränkungen sind im CC-Lizenzmodell nicht vorgesehen. Die Grundmodule BY (Namensnennung), SA (Weitergabe unter gleichen Bedingungen), NC (keine kommerzielle Nutzung) oder ND (keine Bearbeitung) darf man also beim Lizenzieren von Materialien nicht weiter einschränken. Beispiele dafür wären eine Art „Zivilklausel“ wie „CC BY, aber nicht für die Rüstungsforschung“ oder „CC BY, aber keine Waldorf-Schulen“, oder auch „CC BY, aber kein KI-Training (no AI)“. Das CC-Lizenzmodell will so verhindern, dass das einheitliche CC-Verständnis untergraben wird.

 

Hinweis: Dieser Beitrag ist Teil einer Kooperation von iRights.info, dem Deutschen Bildungsserver und OERinfo. Der Text stammt von Fabian Rack, steht unter der Lizenz CC BY 4.0 und wurde zunächst bei OERinfo veröffentlicht.

 

Sie möchten iRights.info unterstützen?

iRights.info informiert und erklärt rund um das Thema „Urheberrecht und Kreativität in der digitalen Welt“. Alle Texte erscheinen kostenlos und offen lizenziert.

Wenn Sie mögen, können Sie uns über die gemeinnützige Spendenplattform Betterplace unterstützen und dafür eine Spendenbescheinigung erhalten. Betterplace akzeptiert PayPal, Bankeinzug, Kreditkarte, paydirekt oder Überweisung.

Besonders freuen wir uns über einen regelmäßigen Beitrag, beispielsweise als monatlicher Dauerauftrag. Für Ihre Unterstützung dankt Ihnen herzlich der gemeinnützige iRights e.V.!

DOI für diesen Text: https://doi.org/10.59350/wq9x4-5tv98 · automatische DOI-Vergabe für Blogs über The Rogue Scholar

The post CCPlus: CC-Lizenzen flexibler, aber auch schwieriger appeared first on iRights.info.

De webwinkel weigert een retour van een Black Friday aankoop, wat nu?

IusMentis - 4 december 2024 - 8:13am

Vele lezers vroegen me een variatie van deze: Afgelopen (week|vrijdag) kocht ik een bijzondere aanbieding bij een webwinkel. Deze viel na ontvangst toch tegen vanwege $reden, dus ik wilde de koop ongedaan maken. De winkel (weigert dat echter|wil alleen een tegoedbon geven) omdat het hier gaat om een speciale aanbieding. Is dat rechtsgeldig? Korte antwoord: nee, “aanbieding” is geen reden om een retour te weigeren. Ook niet als de korting uniek was, het er bij stond of dit exclusief voor Black Friday was. En je hebt recht op je geld terug, niet slechts een tegoedbon.

Bij een online aankoop heb je altijd recht om het product binnen 14 dagen na ontvangst terug te sturen. De winkel mag die termijn verlengen, maar niet inkorten. Let op dat de termijn begint bij het ontvangen van het product, niet de dag van bestelling. En je haalt de termijn zodra je de winkel meldt dat je het gaat terugsturen, niet pas als het binnen is.

Er zijn uitzonderingen, maar die zijn in de wet (art. 6:230p BW) genoemd:

  1. Maatwerk (zie eerdere blogs wat dat is, zoals over computers op specificatie, zonnepanelen of kleurenwaaiers)
  2. Bederfelijke waar (zie eerdere discussie en aanvullend over kamerplanten)
  3. Hygiëneproducten (dat als ze én hygiëneaspecten hebben én in een verzegelde zak zitten – een wc-bril valt hier buiten)
  4. Vermengingsproducten (tenzij je een kuub grint hebt gekocht niet relevant)
  5. Een ‘vin en primeur’ (moest ik ook opzoeken)
  6. Software of films op fysieke drager als je het zegel hebt verbroken
  7. Software of films (en dergelijke) digitaal als je al gedownload hebt én je toen een vinkje moest zetten dat je afstand deed van je recht
  8. Een krant, tijdschrift of magazine
  9. Crypto’s (financiële producten)
  10. Loten en dergelijke
Een stevige korting, een uniek aanbod, dat het speciaal voor jou uit Verweggistan is geïmporteerd of al dat soort argumenten doen dus niet ter zake.

Ook is niet relevant of je het hebt opengemaakt (inclusief bij blisterverpakkingen) of zelfs hebt uitgeprobeerd dan wel gepast. Het criterium is dat wat je deed, niet meer was dan “noodzakelijk om de aard, de kenmerken en de werking daarvan vast te stellen” – uitproberen dus. Lomp opensnijden mag niet, een laptop een keer aanzetten mag wel, net als een dagje varen met een nieuwe buitenboordmotor.

En let op: als je wél te veel hebt gedaan, of zelfs concrete schade aangebracht, dan betekent dat niet dat je retourrecht is vervallen. Het betekent alleen dat de winkel een redelijke waardevermindering mag berekenen bij het teruggeven van je geld.

Bij dat laatste zit hem natuurlijk de crux. Als de winkel vindt dat hun uitzondering wel opgaat, terwijl de wet vindt van niet, dan moet je eigenlijk naar de rechter maar dat is zelden het geld en de moeite waard. Heb je een rechtsbijstandsverzekering dan is dit het moment die aan te spreken.

Als de winkel bij een keurmerk zoals Thuiswinkel is aangesloten, dan is een klacht bij deze instantie zeker een eenvoudige manier om te proberen het snel op te lossen. En zit de winkel in een ander land in de EU, dan kan het Europees Consumenten Centrum je helpen.

Arnoud

 

 

Het bericht De webwinkel weigert een retour van een Black Friday aankoop, wat nu? verscheen eerst op Ius Mentis.

Rechtbankpresidenten: knip de navelstreng tussen kabinet en RvdR door

Mr. Online (juridisch nieuws) - 3 december 2024 - 1:51pm

Bart van Meegen, president van de Amsterdamse rechtbank, uitte zijn zorgen eerder al tijdens een installatiezitting van nieuwe rechters. Ook zijn Overijsselse ambtsgenoot Fred van der Winkel is er helemaal niet gerust op. Dat valt te lezen in een interview met hen beiden in het AD.

Zwakke positie

Volgens de presidenten loopt de onafhankelijke rechtspraak in Nederland gevaar. Dat ligt vooral aan de zwakke positie die de Raad voor de rechtspraak heeft  onlangs waarschuwden wetenschappers Jonathan Soeharno, Jerfi Uzman, Wim Voermans en oud-president van de Hoge Raad Geert Corstens daar ook al voor.
Doordat de Raad onder het ministerie van Justitie valt heeft het kabinet zeggenschap over de financiering, bedrijfsvoering en personele invulling van de gerechten. Het is de minister die de leden van de Raad en de presidenten van de gerechten voor benoeming en ontslag voordraagt. Ook kan de minister dwingende aanwijzingen geven aan de Raad en gerechtsbesturen, ook over personeelsaangelegenheden. Daarnaast kan de minister besluiten van de Raad en (indirect) de gerechten vernietigen.

Te veel invloed

Dat afgelopen maand een motie van Kamerlid Ulysse Ellian (VVD) werd aangenomen deed de zorgen bij de rechterlijke macht nog verder groeien. Volgens de motie moet de Raad meer bevoegdheden krijgen op het terrein van financiën en bedrijfsvoering, ten koste van de gerechten. Als dat gebeurt krijgt de minister te veel invloed volgens rechters.
De scheiding van de machten is flinterdun, aldus Van der Winkel in het AD. Hij zegt dat zijn zorgen   niet zijn ingegeven door het kabinet-Schoof, hij maakt zich al bezorgd sinds hij zag hoe snel het in Polen verkeerd ging toen daar een rechts-nationalistische regering aan de macht was. Ook in Nederland zou een kwaadwillende regering zonder al te veel moeite bestuurders kunnen benoemen, ‘kritische’ rechtbankpresidenten vervangen en vervolgens ‘lastige’ rechters eruit laten gooien.

Navelstreng

Volgens de rechtbankpresidenten wordt deze vrees breed gedeeld binnen de rechterlijke macht. Van Meegen vindt het belangrijk dat daarom snel uitvoering wordt gegeven aan een andere aangenomen motie (van Joost Sneller van D66): deze knipt de navelstreng door tussen minister en Raad voor de rechtspraak, door de rol van de minister bij de benoemingsprocedure voor leden van de Raad zo klein mogelijk te maken. Daarmee krijgen de Raad en de gerechten een sterkere positie als derde staatsmacht. “Dan kunnen we onafhankelijk aan de slag met de andere motie, om te kijken naar een grotere rol voor de Raad voor de rechtspraak. Ook kunnen we dan zelf onze bestuurders kiezen in plaats van dat de minister ze benoemt. Ongemak bij politici over onze uitspraken mag nooit leiden tot ingrijpen.”

Dictatuur

Volgens Van der Winkel krijg je als je de machten niet scheidt, uiteindelijk een dictatuur. “Een onafhankelijke rechtspraak is niet zomaar een leuke arbeidsvoorwaarde voor rechters. Het is van belang zodat burgers in vrijheid kunnen leven binnen de staat.” Wat hem betreft mag de positie van de rechterlijke organisatie ook best uitgebreider in de Grondwet worden verankerd. „Dat geeft geen garanties, maar geeft wel meer tijd als een verkeerde regering besluit om de Rechtspraak naar zich toe te trekken. Hopelijk net genoeg tot de daaropvolgende verkiezingen.”

Het bericht Rechtbankpresidenten: knip de navelstreng tussen kabinet en RvdR door verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Jonge advocaten hebben steeds minder zin om partner te worden

Mr. Online (juridisch nieuws) - 3 december 2024 - 10:00am

Vacatures voor een partner op een advocatenkantoor, ze staan nauwelijks op internet – maar er wordt wel naar gezocht. En ze zijn steeds moeilijker te vinden. Het is Bart Huijs al vaker opgevallen: advocaten die het partnertraject ingaan haken steeds vaker vroegtijdig af. Ze krijgen, zegt hij, burn-out-achtige klachten en stress alleen al bij de gedachte dat zij op de ouderwetse manier aan de slag moeten met dat kantoor. Want dáár zit volgens Huijs het probleem: het huidige maatschapsmodel schrikt potentiële partners af. “Dat moet op de schop. Dan creëer je ook ruimte en rust voor nieuwe toetreders.” Huijs (Blue River) houdt zich onder andere bezig met business development en content marketing in de advocatuur.

Consultancyclub Bart Huijs (Blue River)

Als advocaten de ambitie uitspreken om partner te worden, zegt Huijs, dan is de primaire reactie van de zittende partners doorgaans: prima, maar dan moet je wel onze koers volgen. “Ze moeten dan allemaal dingen doen waarvoor ze niet zijn opgeleid en waar ze weinig zin in hebben: netwerken, zaken binnenhalen.” Een advocatenkantoor moet, zo ziet Huijs het, worden aangestuurd als een consultancyclub. Met een kantoordirecteur met vergaande verantwoordelijkheden, met iemand voor marketing, sales en HR. “Het is niet meer van deze tijd dat de partners dit allemaal zelf doen. Ik zie steeds meer jongeren die zeggen: daar pas ik voor.”

Ratrace

Ook headhunter Philip van der Wel (Van der Wel Legal Group) erkent dat de ‘nieuwe generatie’ het partnerschap niet meer ziet als ‘het heilige eindstation’. Volgens hem hebben jongere advocaten weinig interesse meer in een ratrace naar de top van een kantoor. “Partners maken gigantisch veel uren, Gen Y- (millennials) en Gen Z-advocaten staan daar minder voor open. De financiële voordelen van het partnerschap wegen voor hen niet langer op tegen de tijd die ze er insteken. Tijd is waardevoller dan geld. En ook als ‘gewoon’ advocaat kun je goed verdienen.”

Work-life balance

De nieuwe generatie advocaten staat dus anders in de wedstrijd. Ze zijn mondiger en vragen bij het sollicitatiegesprek al: wat heb je te bieden? Huijs: “Ze willen liever vier dagen werken, ze willen niet meer in het weekend met cliënten rally’s rijden of naar netwerkborrels om klussen binnen te halen. Ze vragen: hoeveel vakantiedagen krijg ik hier? Kan ik sporten in de tijd van de baas?” Kortom: de work-life balance bepaalt hun keuzes.

Omarmen

Daar kun je van alles van vinden, zegt Huijs, maar beter is het om dit te omarmen. Daarvoor zullen partners hun kantoor anders moeten aansturen, pas dan worden ze interessanter voor nieuw toetredende partners. Zonder die stap te zetten, wordt het steeds moeilijker om nieuwe partners aan te trekken, voorspelt Huijs. Een uitzondering ziet hij op de Zuidas of bij vergelijkbare kantoren: daar zijn nog advocaten te vinden die wel aan deze ‘ratrace’ willen meedoen. “Maar ook daar zie ik met name vrouwelijke topadvocaten afhaken. Die weten: ook met meer aandacht voor het gezin kun je nog steeds een mooie carrière opbouwen.”

Kleinere pool Tim Zumpolle (Zumpolle Van der Stoel Legal Search)

Headhunter Tim Zumpolle (Zumpolle Van der Stoel Legal Search) ziet ook dat kantoren meer moeite moeten doen om een vrije partnerpositie in te vullen. Van een ‘probleem’ wil hij niet spreken, wel weet hij dat de pool met potentiële partners kleiner is dan vroeger. Dat komt onder andere door hardere uren- en omzetcriteria, stelt hij. “Dat schrikt de nieuwe generatie af. Veel kantoren eisen gewoon te veel van mogelijke partners. De grote kantoren en zeker de Angelsaksische hebben steeds meer ingezet op een grotere profit per equity partner, om hen maar aan het kantoor te binden. Om dat vast te houden moeten omzetten omhoog en dat krijg je met hogere tarieven of door meer uren te draaien. Dat zien we vooral op de Zuidas maar ook bij de grotere provinciale kantoren, hoewel het daar net een paar treetjes relaxter is. Je kunt zeggen: over de hele linie zijn de criteria om partner te worden zwaarder geworden.”

Perspectief bieden

Wel zijn er in de loop der tijd allerlei tussenstappen bedacht – een counselpositie of een salary partnerschap – om het groeipad naar het equity partnerschap te verlengen en gegadigden toch perspectief te bieden en gemotiveerd te houden. Zumpolle: “Kantoren willen de groep equity partners vaak beperkt houden en soms zelfs verkleinen, zodat veel advocaten voor die tijd al overstappen naar een ander kantoor, het bedrijfsleven of de overheid.”

Voet op de rem

Hoe kunnen kantoren toch nieuwe partners aantrekken? Door hen het vooruitzicht te bieden dat het kantoor een switch gaat maken, vindt Huijs. “Zo’n traject kan best enkele jaren duren. Maar de nieuwe generatie ziet dan wel dat er kansen liggen, bijvoorbeeld voor een prettige work-life balance.” Eigen advocaten die mogelijk het partnertraject ingaan, kunnen die nieuwe richting maar moeizaam aanjagen. “Je ziet toch dat oudere partners hun voet op de rem houden. ‘Wacht maar met al die vernieuwingen, ik zelf moet nog twee jaar’, zeggen ze dan Het is heel lastig om dat van binnenuit te veranderen.”

Funest

Het kernprobleem is volgens Huijs: er zijn maar weinig advocaten die écht ondernemer zijn, want een ondernemer zou zijn zaak ‘slimmer’ organiseren. Nu hanteren partners een strategie die op de lange termijn funest is, vindt hij. “Kantoren zijn te weinig bezig met een development-, marketing- en recruitmentstrategie – partners hebben er geen tijd voor, ze zijn te druk met de dagelijkse praktijk. Daarom is een kantoordirecteur zo belangrijk. Die zorgt ervoor dat een advocatenkantoor gaat functioneren als onderneming, en niet langer als klassiek juristenbedrijf. Gelukkig gebeurt dat op de Zuidas steeds meer maar bij kantoren in de middenmoot blijft dat een probleem.”

Paar ton

Bart Huijs vindt dat de zittende partners niet meer kunnen verwachten dat jongeren een paar ton inleggen en dan op de oude manier verder gaan. “Die zeggen: zo’n winkel ga ik niet overnemen. Ze gaan zich afsplitsen of openen een nichekantoor.” En als de aanwas van jonge partners stokt, kunnen oudere partners ook moeilijker uittreden. Afsplitsen of overstappen komt daarom vaak voor. Senior advocaten, counsels en salary partners beginnen net zo graag een eigen boutique dan dat ze partner willen worden. Dat zo’n nieuw kantoor ook risico’s meebrengt – bij het oude kantoor met z’n goede reputatie zaten ze safe – valt volgens Van der Wel mee: advocaten die deze stap maken, hebben een goed netwerk en kunnen soms cliënten meenemen, zeker als er geen relatiebeding is overeengekomen.

Wassen neus

Maar er is ook goed nieuws, zegt Van der Wel: zittende partners erkennen steeds meer dat de bestaande cultuur moet worden doorbroken. Zij schakelen daarvoor eerder externe hulp in en ze organiseren marktonderzoeken. “Ze móeten wel tegemoet komen aan de wensen van de jongere generatie. Daarbij moeten ze in campagnes geen wassen neus voorhouden, wat soms wel gebeurt. Je kunt schermen met begrippen als duurzaamheid en inclusie, met flexibel en informeel werken, maar dat moet je wel waarmaken.”

Worst voorgehouden

Wat voor advocaten ook een drempel vormt, is dat het voor hen vaak onduidelijk is of ze daadwerkelijk tot partner worden gepromoveerd. Van der Wel: “Kom je net binnen, dan wordt die mogelijkheid je voorgehouden. Iedereen begint meters en uren te maken. Maar uiteindelijk schuift maar een gering aantal advocaten door. Met die onduidelijkheid hebben advocaten moeite. Hen wordt soms ten onrechte een worst voorgehouden. Ze denken dat ze onmisbaar zijn maar als ze niks meer vernemen van het partnertraject, zullen ze vertrekken.”

Up or out

Vroeger, zegt Zumpolle, bleef iedereen die het partnerschap ambieerde, net zolang doorknallen totdat men groen licht kreeg – of niet. Dan was het up or out. Nu hebben jongere advocaten meer redenen – zoals de werk-privé-balans – om niet dat hele traject in te gaan. Kantoren kunnen dat accommoderen, meent hij, door bijvoorbeeld zware functies goed te betalen, zodat mensen blijven. “Het up or out is al een stuk minder omdat partners inzien dat de aanwezige expertise heel waardevol is.”

Diverser

Ondertussen is de pool van kandidaat equity partners kleiner geworden maar dat hoeft nog geen probleem te zijn. Zumpolle: “Als Zuidas-kantoren een partnerplek te vergeven hebben, is er altijd wel iemand – intern of extern – die daarvoor wil gaan. Maar de keuze is beperkter. Dat komt ook omdat kantoren diversere partnerships willen. Als er al negen mannen zijn en die tiende plek moet door een vrouw worden ingevuld – wat heel gezond is –, dan wordt de zoektocht ingewikkelder. Als de pool kleiner wordt, kies je voor de beste uit die pool maar dat is niet altijd de allerbeste die je zou willen.”

Pro bono-klussen Philip van der Wel (Van der Wel Legal Group)

Vaak hebben partners, zo leert deze rondgang, een traditioneel beeld van wat een partner moet kunnen: klanten binnenhalen en binnen houden. Maar lang niet alle advocaten willen bezig zijn met acquisitie. Er zijn ook andere redenen om iemand als partner aan te stellen, oppert Van der Wel. “Bijvoorbeeld als deze een superspecialist is of heel goed jonge advocaten kan opleiden.” Philip van der Wel noemt nog andere zaken die kantoren kunnen doen om de partnerpool te vergroten. “Geen goodwill meer vragen, daardoor wordt de toetreding toegankelijker. Een kantoordirecteur aanstellen die veel managementtaken uit handen neemt. Partners zijn immers niet opgeleid als managers. Investeren in goede IT-systemen, zodat men zo min mogelijk bezig is met randzaken. Een goed HR- en doorgroeibeleid zorgt voor een betere binding met het kantoor en transparantie over promoties. Maak ook serieuzer werk van het salary partnerschap of andere flexibelere vormen: probéér het gewoon eens met een goede advocaat. Bied pro bono-klussen aan, dat vindt de jonge generatie belangrijk. Of denk na over je eigen cliëntèle. Sommige advocaten willen niet werken bij bepaalde kantoren, omdat die klanten hebben uit de fossiele industrie.”

Lockstep onder druk

Advocaten met een partnerambitie zijn volgens Zumpolle wel steeds meer bereid financiële offers te brengen. In plaats van keihard werken en een eigen praktijk bij hun eigen kantoor opbouwen, kiezen ze liever voor een eigen kantoor en accepteren dan dat ze minder verdienen. Een probleem is wel dat er dan binnen een en hetzelfde kantoor verschillende soorten partners kunnen ontstaan: de meer traditionele generatie die 60 uur werken normaal vindt, en de nieuwere generatie die het liever houdt op vier dagen in de week. “Als je een lockstep hebt, waarbij iedere 100-punten partner hetzelfde verdient, gaat het schuren als de praktijkomzetten te veel uiteen gaan lopen. De natuurlijke reactie is dan: laten we diversifiëren in inkomen. De winst wordt niet meer gelijk verdeeld onder de partners, er wordt gekeken wie de meeste uren heeft gedraaid of het meeste heeft binnengehaald. Het gevaar is dan dat iedereen vooral voor zichzelf gaat werken en het kantoorbelang op de tweede plaats komt. Een zaak doorverwijzen naar een collega komt minder voor, want dan komt die omzet niet geheel jouw praktijk toe. Toch zien we grote kantoren die zo’n differentiatie hebben doorgevoerd. Het lockstepmodel staat wat onder druk.”

Halvering van inkomen

Om toch voldoende partners aan te trekken moet dat misschien ook wel, oppert Tim Zumpolle. desnoods gaan de omzetcriteria omlaag. “Partners bij topkantoren nemen jaarlijks meer dan een miljoen mee naar huis. Ze kunnen ook zeggen: we starten een nieuw kantoor en zijn tevreden met de helft daarvan. Dan kan een kantoor die pool veel breder maken, omdat er veel meer mensen belangstelling tonen vanwege de betere werk-privé-balans. Een halvering van je inkomen is een offer, maar je verdient dan nog steeds heel goed.” Zumpolle kent kantoren die dit zo al doen, maar noemt geen namen.

Het bericht Jonge advocaten hebben steeds minder zin om partner te worden verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

Wat kan ik doen tegen een drone die over mijn achtertuin vliegt?

IusMentis - 3 december 2024 - 8:07am

Een lezer vroeg me: Ik woon in een vrijstaand huis in een landelijk gebied. Kennelijk is het daar interessant voor dronebestuurders, want ongeveer dagelijks vliegt er wel zo’n ding over mijn achtertuin. Nu vroeg ik me af, is daar juridisch wat aan te doen? Het is toch een schending van mijn eigendomsrecht. De lucht boven je grond is inderdaad deel van je eigendom. Art. 5:21 BW zegt “De bevoegdheid van de eigenaar van de grond om deze te gebruiken, omvat de bevoegdheid tot gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte.” En daaronder valt ook het recht anderen dat gebruik te ontzeggen.

Daar zit wel een grens aan, lid 2 van dit artikel zegt dat anderen wél die ruimte mogen gebruiken als “de eigenaar geen belang heeft zich daartegen te verzetten”. En belangrijker: lid 3 bepaalt dat het voorgaande niet geldt bij vliegen. Dit is opgenomen om te voorkomen dat luchtvaartmaatschappijen met iedere grondeigenaar moeten onderhandelen bij een vliegroute.

Of een drone ‘vliegt’, is al een decennium onderwerp van discussie. Bij invoering van dit wetsartikel ging het vooral over vliegtuigen die 300 meter of hoger vliegen. Dat is wat anders dan een drone die een metertje of anderhalf over je dak vliegt, of een tijdje boven je koikarpervijver blijft hangen. Ook lijkt de bepaling alleen te gaan over bemand vliegen, afgaande op de parlementaire behandeling (“zich door de lucht voortbewegen”).

Natuurlijk is er meer regelgeving voor drones. De Rijksoverheid vat deze netjes samen, waarbij mij dan opvalt dat alleen bij open categorie A3 expliciet staat dat je “minimaal 150 meter afstand van woon-, handels-, industrie- of recreatiezones” moet houden. De regels gaan vooral over afstand houden tot mensen of gebouwen. Impliciet zit hier denk ik achter dat je enkel met je eigendomsrecht te weinig belang hebt om je tegen overvliegende drones te verzetten.

Meestal gaat de reden voor het verbod om iets anders dan enkel de eigendom. Denk aan een drone met camera die steeds opnames maakt, of een drone die de kippen van de leg krijgt door zijn gebrom. Het continue gebrom (als je bij een populaire vliegplek woont) kan ook behoorlijk irritant zijn. Die redenen kunnen op zichzelf ook het vliegen onrechtmatig maken, maar dat moet dan wel apart aangetoond worden.

Arnoud

 

 

Het bericht Wat kan ik doen tegen een drone die over mijn achtertuin vliegt? verscheen eerst op Ius Mentis.

Amazon and Google Must Keep Their Promises on Project Nimbus

When a company makes a promise, the public should be able to rely on it. Today, nearly every person in the U.S. is a customer of either Amazon or Google—and many of us are customers of both technology giants. Both of these companies have made public promises that they will ensure their technologies are not being used to facilitate human rights violations. These promises are not just corporate platitudes; they’re commitments to every customer and to society at large.  

It’s a reasonable thing to ask if these promises are being kept. And it’s especially important since Amazon and Google have been increasingly implicated by reports that their technologies, specifically their joint cloud computing initiative called Project Nimbus, are being used to facilitate mass surveillance and human rights violations of Palestinians in the Occupied Territories of the West Bank, East Jerusalem, and Gaza. This was the basis of our public call in August 2024 for the companies to come clean about their involvement.   

But we didn’t just make a public call. We sent letters directly to the Global Head of Public Policy at Amazon and to Google’s Global Head of Human Rights in late September. We detailed what these companies have promised and asked them to tell us by November 1, 2024 how they were complying. We hoped that they could clear up the confusion, or at least explain where we, or the reporting we were relying on, were wrong.  

But instead, they failed to respond. This is unfortunate, since it leads us to question how serious they were in their promises. And it should lead you to question that too.

Project Nimbus: Technology at the Expense of Human Rights

Project Nimbus provides advanced cloud and AI capabilities to the Israeli government, tools that an increasing number of credible reports suggest are being used to target civilians under pervasive surveillance in the Occupied Palestinian Territories. This is more than a technical collaboration—it’s a human rights crisis in the making as evidenced by data-driven targeting programs like Project Lavender and Where’s Daddy, which have reportedly led to detentions, killings, and the systematic oppression of journalists, healthcare workers, aid workers, and ordinary families. 

Transparency is not a luxury when human rights are at risk—it’s an ethical and legal obligation.

The consequences are serious. Vulnerable communities in Gaza and the West Bank suffer violations of their human rights, including their rights to privacy, freedom of movement, and free association, all of which can be fostered and furthered by pervasive surveillance. These documented violations underscore the ethical responsibility of Amazon and Google, whose technologies are at the heart of this surveillance scheme. 

Amazon and Google’s Promises

Amazon and Google have made public commitments to align with the UN Guiding Principles on Business and Human Rights and their own AI ethics frameworks. These frameworks are supposed to ensure that their technologies do not contribute to harm. But their silence on these pressing concerns speaks volumes, undermining trust in their supposed dedication to these principles and casting doubt on their sincerity.

Unanswered Letters, Unanswered Accountability

When we sent letters to Amazon and Google, it was with direct, actionable questions about their involvement in Project Nimbus. We asked for transparency about their contracts, clients, and risk assessments. We called for evidence that due diligence had been conducted and demanded explanations of the steps taken to prevent their technologies from facilitating abuse.

Our core demands were straightforward and tied directly to the company’s commitments:

  • Disclose the scope of their involvement in Project Nimbus.
  • Provide evidence of risk assessments tied to this project.
  • Explain how they are addressing credible reports of misuse.

Despite these reasonable and urgent requests, which are tied directly to the companies’ stated legal and ethical commitments, both companies have remained silent, and their silence isn’t just an insufficient response—it’s an alarming one.

Why Transparency Cannot Wait

Transparency is not a luxury when human rights are at risk—it’s an ethical and legal obligation. For both of these companies, it’s an obligation they have promised to the rest of us. For global companies that wield immense power, silence in the face of abuse is inexcusable.

The Fight for Accountability

EFF is making these letters public to highlight the human rights obligations Amazon and Google have undertaken and to raise reasonable questions they should answer in light of public reports about the misuse of their technologies in the Occupied Palestinian Territories. We aren’t the first ones to raise concerns, but, having raised these questions publicly, and now having given the companies a chance to clarify, we are increasingly concerned about their complicity.   

Google and Amazon have promised all of us—their customers and noncustomers alike—that they would take steps to ensure that their technologies support a future where technology empowers rather than oppresses. It’s increasingly clear that those promises are being ignored, if not entirely broken. EFF will continue to push for transparency and accountability.

Categorieën: Openbaarheid, Privacy, Rechten

Jan Willem Sodderland over list en bedrog en de creativiteit van de advocaat

Mr. Online (juridisch nieuws) - 2 december 2024 - 1:35pm

U schreef een boek met verhalen over list en bedrog, omdat u in uw loopbaan als advocaat “veel bedriegers en bedrogenen zag langskomen”. Waarom vond u dat inspirerend materiaal?
“Het is buitengewoon aantrekkelijk om een minder florissante karaktertrek van iemand tot uitgangspunt voor een verhaal te nemen, en die wat uit te vergroten. Mijn verhalen zijn grotendeels fictie, gevoed door fantasie. Er komen ook lieden in voor die voor de volle honderd procent gecreëerd zijn. Met uitzondering van één oud-compagnon die in een verhaal een rol speelt. Er kunnen lezers zijn die de beschrevene met enige moeite kunnen achterhalen. Dat vind ik niet erg. Zijn buitenissig karakter wordt in milde bewoordingen aan de kaak gesteld.”

Zijn de verhalen (deels?) op zaken gebaseerd die u zelf heeft behandeld in uw praktijk?
“Nee, niet op zaken die ik behandeld heb. Wel op mensen die bij zaken betrokken waren. Ook op kantoorgenoten, en advocaten van andere kantoren.”

Vond u het menselijke aspect van cliënten in de advocatuur de meest aantrekkelijke kant van het vak, gezien het karakter van de verhalen?
“Terugkijkend op mijn eigen rol in de advocatuur denk ik nu dat dit menselijke aspect mij in de praktijk het meest heeft aangetrokken. Het doet mij denken aan de communicatieve vaardigheden waarover een advocaat moet beschikken. Daaraan is naar mijn indruk de laatste decennia in toenemende mate aandacht besteed. Op dat gebied kunnen kantoren ook nog stappen maken die hen onderscheiden van andere, meer nog dan op het terrein van juridische kennis. De technologische ontwikkelingen buiten beschouwing latend.”

Bent u zelf weleens bedrogen als advocaat?
“Ja. Dat was ongeveer op de eerste dag na mijn beëdiging in Rotterdam. Het was gebruik bij die rechtbank om beëdigde advocaten onmiddellijk te benoemen tot curator in een faillissement waarvan men dacht dat het een opheffer zou worden, dus zonder dat er nog baten waren. Als jong advocaat wist je nog helemaal niets. De chef de bureau die bij veel faillissementen op kantoor betrokken was legde uit hoe je te werk moest gaan. Dat kwam erop neer dat je alles van waarde in beslag moest nemen, behalve de trouwring van de gefailleerde. Ik was benoemd tot de trotse curator van een duikschool in Rotterdam- Zuid. Toen ik de eigenaar van de eenmanszaak sprak bleek de duikschool te bestaan uit een watertank in zijn kleine achtertuin. De tank was het enige actief. Alleen, die was in de week voorafgaand aan het faillissement gestolen. De man stelde voor de schade te verhalen bij de verzekering. Bij de verzekeringsmaatschappij werd ik uitgelachen. Ze konden eenvoudig aantonen dat de gefailleerde de tank zelf had ingepikt.”

Is het fijn om fictie te schrijven, als je een loopbaan lang met veel juridische teksten te maken hebt gekregen?
“Jazeker. Het is een verademing om de feiten naar je hand te zetten. Om een draai te geven aan gebeurtenissen, zonder dat getuigen je op onjuistheden kunnen betrappen. Om je fantasie ongebreideld los te laten gaan. Toch zijn er ook vaardigheden in de advocatuur die goed bruikbaar zijn voor schrijvers van fictie. Allereerst is dat natuurlijk taalvaardigheid: het vermogen om kort en bondig iets te communiceren, zonder overbodigheden waar de cliënt niets aan heeft. Dan is er creativiteit: een advocaat gebruikt die vaardigheid anders dan een schrijver. Hij weet oplossingen te bedenken voor partijen die het oneens zijn over de voorwaarden van een transactie, of de beëindiging van een geschil. Het is dat vermogen om een bevredigende uitkomst te bereiken dat een schrijver nodig heeft, om een behoorlijk verhaal af te leveren met een aardige plot.”

Wie is in juridische zin uw voorbeeld in uw carrière als advocaat geweest, en waarom?
“Huub Roelvink, hij was compagnon bij NautaDutilh. Hij was niet formeel – maar wel feitelijk mijn patroon. Zijn denkraam leek onbegrensd. Alles wat hij op schrift zette was solide als een huis. De logica van zijn redeneringen spatte van het papier. Van hem heb ik veel geleerd, ook van zijn overleggen met een cliënt, want ik zat bij hem op de kamer. Later werd hij deken van de Orde, om vervolgens te eindigen in de Hoge Raad. Hij vond de advocatuur uiteindelijk te oppervlakkig.”

Welk boek heeft u zelf het laatste gelezen, dat indruk maakte, en waarom?
America’s Deadliest Election, van CNN-anchor Dana Bash. Het beschrijft een verkiezing in Louisiana in 1872 die buitengewoon bloedig verliep. Bash is met deze geschiedschrijving niet voor niets gekomen, in aanloop naar de recente verkiezingen. Trump had laten weten verlies alleen te accepteren als de verkiezingen eerlijk waren geweest. Een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in de kwetsbaarheid van de democratie.”

Wat is niet bekend over u, dat wel de moeite waard is om te weten?
“Net als de lezer van dit interview bezondig ook ik mij aan list en bedrog. Dat is alleen nooit uitgekomen. Voor zover ik weet.”

Als u met een beroemdheid een gevangeniscel zou moeten delen, met wie zou dat zijn?
“Het antwoord dat mij nu te binnen schiet en dat geen rekening houdt met de dood: Roger Moore, best Bond ever, of – als die niet beschikbaar is – Peter Ustinov, een duizendpoot.”

 

 

 

 

 

Het bericht Jan Willem Sodderland over list en bedrog en de creativiteit van de advocaat verscheen eerst op Mr. Online.

Categorieën: Rechten

noyb is now qualified to bring collective redress actions

NOYB - None of your business - 2 december 2024 - 1:11pm
noyb is now qualified to bring collective redress actions noyb is now approved as so-called "Qualified Entity" to bring collective redress actions in courts throughout the European Union mickey 02 December 2024 A large group of people in different shades of magenta form the shape of an arrow pointing to the right.

Pagina's

Abonneren op Informatiebeheer  aggregator - Rechten